* Dirk Verhofstadt, De geschiedenis van het liberalisme

 

 

 

 

 

Antwerpen, Houtekiet, 2017

558 p., ISBN 9789089246028, € 29,99

 

 

inhoudachterflap

 

Is het toeval dat liberalen zich nogal eens in ijle lucht ophouden? De met liberale grootheden volgepakte Mont Pelerin Society werd vernoemd naar de Zwitserse berg, waar de leden van deze denktank bijeen kwamen. En denk ook eens aan de protagonisten van Ayn Rands novelle Atlas Shrugged. Deze turbo-liberalen wilden in een afgelegen berggebied hun darwinistisch-egoïstisch credo botvieren.

       Ik kom nog op deze intro terug, maar eerst moet Verhofstadt lof worden toegewuifd. De geschiedenis van het liberalisme is een leuk boek, dat voor zowel de onverdeelde aanhangers van ‘het’ liberalisme als voor critici genoeg aanleiding vormt om het te gaan lezen. Vlot neergepend, helder gestructureerd en voorzien van talrijke portretten en portretjes van prominente ‘liberalen’, heeft de auteur een toegankelijke, laagdrempelige inleiding geschreven.

       Laagdrempelig betekent in dit geval dat er minder nadruk ligt op de filosofische aspecten en dat de discussies rond het liberalisme niet zo ver op het bot gaan, dat de minder ingewijde lezer afhaakt. En toch is het niet oppervlakkig. Wat de auteur onder de accolade liberalisme bijeen heeft gebracht is deels behartenswaardig, deels essentieel en deels het beste uit de ‘liberale traditie’.

       De geschiedenis van het liberalisme gaat daarnaast vergezeld van een oproep aan de lezer om niet bij de 21ste-eeuwse pakken van cultuurrelativisme en moslimterrorisme neer te zitten. Dit appel is geenszins pathetisch of gemakkelijk. Onze vrijheid, én die van anderen, is altijd al bedreigd en kwetsbaar, wat in het boek heel duidelijk naar voren treedt. Tot slot formuleert Verhofstadt een twaalftal speerpunten voor het liberalisme van de 21ste eeuw, waarmee trouwens ook niet liberalen voor een belangrijk deel zullen kunnen instemmen.

       Het lijkt me ondertussen niet verkeerd te zeggen dat de aangeschoten-wild-status van de vrijheid, waar Verhofstadt op wijst, juist een blijvend kenmerk van die vrijheid zelf is en dat we daarom niet op onze lauweren mogen rusten. We moeten ons steeds weer opnieuw inspannen om maximale vrijheid voor onszelf, én voor anderen, te realiseren, te waarborgen en te vergroten.

       Tot zover de loftrompet over Dirk Verhofstadts De geschiedenis van het liberalisme.

 

Deze bespreking opende met een ondeugend en suggestief grapje. Dat vraagt om een toelichting – eentje die de aanstaande lezer van De geschiedenis van het liberalisme desgewenst in zijn achterhoofd kan houden. In deze toelichting draait het om een en hetzelfde. Vrijheid en ook ‘het’ liberalisme bestaan niet in een zuivere, etherische vorm en evenmin bestaat er een liberaal credo of een canon. En dit geldt zowel voor de theorie als voor de praktijk.

       Eerst de theorie. Mogelijk bestaat er zoiets als een unieke liberale mix van thema’s, gedachten en principes, maar wat liberalen zich zoal toe-eigenen is in de loop van de geschiedenis in brokken en stukken tot ons gekomen. Daar hebben economen, filosofen, sociologen enzovoort weer brokjes en stukjes van afgebroken en die zijn daarna geamalgameerd tot een nieuw geheel. In die zin bestaat ‘het’ liberalisme eigenlijk niet, ook niet als historsch fenomeen.

       Er is dus sprake van een knip-en-plak selectiesproces dat eigenlijk in elke intellectuele en religieuze traditie plaatsvindt en waardoor zo’n traditie idealiter veelzijdig en flexibel blijft. Trouwens, dit knip- en plakwerk verklaart ook waarom je bijvoorbeeld zelden hoort dat een liberale grootheid als Alexis de Tocqueville PvdA-achtige ideeën over inkomen had.*) Bepaalde traditie-elementen worden gemakkelijker ‘vergeten’. Of dat andere grootheid Friedrich Hayek met het fascisme in zee ging, omdat het gevaar van het communisme hem een nog groter kwaad leek.

       In deze supermarkt van overgeleverde ideeën bedient iedereen zich naar believen: conservatieven, gelovigen, sociaaldemocraten, liberalen, enzovoort. Ieder maakt zijn eigen mix. En zo bestaat er ook een Verhofstadt mix, die, ondanks verschillen met bijvoorbeeld conservatieven en christendemocraten, in grote mate met die andere politieke tradities samenvalt. Deze tradities noch ‘de’ liberale hebben, zo lijkt het, de voor eens en altijd, voor iedereen passende receptuur in handen.

       In dit laatste ligt volgens mij een goede reden waarom ‘het liberalisme’ zelfkritisch(er) moet zijn. Deze kritiek geldt dan niet zozeer de theorie. De liberal principes zijn breed geformuleerd en bovendien breed geaccepteerd, ook buiten de liberale sfeer.

       Waar het wel om gaat, is de praktijk, de concrete toepassing en invulling van die principes. De liberale principes (net als andere principes) veronderstellen een opdracht aan iedere mens. Namelijk: hoe willen we of hoe proberen we om te gaan met de beperkingen van bijvoorbeeld culturele, historische, politieke, materiële, fysieke, intellectuele, mentale en psychologische aard die deels in onszelf zitten en die deels zich van buitenaf aan ons opdringen en onze vrijheid inperken?

       Vanuit die optiek bezien, zou het heel aardig zijn geweest als Verhofstadt in het slothoofdstuk zijn ‘twaalf speerpunten voor de toekomst van het liberalisme’ voorzien had van de grenswaarden waarbinnen er nog sprake is van vrijheid vergrotende liberale principes – noem ze Popperiaanse falsificaties.**)

       Goede voorbeelden zijn Verhofstadts speerpunten 7 en 8 (p. 438-9). Daar pleit de auteur voor minder ‘kafkaiaanse’ regels die ons ‘fnuiken’, meer marktwerking, een versoberd ontslagrecht, enzovoort. Maar juist omdat het teveel-regels-motief een oude, veel herhaalde, wat sleetse mantra is met populistische boventonen bovendien (Kafka, fnuiken), is een kritische blik gewenst. Gaat het immers niet altijd vooral om de kwaliteit van de regels en minder om de kwantiteit of de subjectieve waardering ervoor?

       Minder regels, het schept meer vrijheid. Maar voor wie en waartoe? Is het niet eerder zo dat de vrijheid van de een, de dwang betekent voor de ander? Wie bijvoorbeeld het nieuws volgt rond de aanpassing van de arbeidswetgeving en oog heeft voor de vloeibaarheid van de arbeidsmarkt, kan vermoeden dat met slechts 60 procent vaste banen in 2017 het lijden op de Nederlandse arbeidsmarkt al vrij groot is.***) Waar willen we naartoe? Toch niet naar de VS, waar zelfs burgers met een baantje overleven op voedselbonnen en zonder medische verzekering?

       Al met al geldt voor het Verhofstadt liberalisme eveneens het Engelse bon mot: the proof of the pudding is in the eating. Blijven de abstracte liberale beloftes van vrijheid in de praktijk overeind?

 

En nog een puntje tot slot. In verband met paus Pius XII en de holocaust legt Verhofstadt een wat eenzijdig moralisme aan de dag. Inderdaad heeft deze paus nooit expliciet de moord op de joden veroordeeld en dat oogt, toegegeven, niet direct als vrome deugd.

       Daar staat wel tegenover dat, anders dan de ‘liberalen’ Churchill en Roosevelt die onbekommerd konden spreken, de paus met tientallen miljoenen katholieke onderdanen in het door nazi’s geterroriseerde Europa leefde. Genoemde geallieerde leiders op hun beurt hebben de spoorlijnen naar Auschwitz niet gebombardeerd, toen ze dat konden, en dat om redenen die we met de wijsheid van vandaag triviaal moeten vinden: geen pilotenlevens riskeren voor niet-militaire doelen.

 

*) Over Democratie in Amerika, boek 2, dl. 3, hst. 7.

**) Ontleend aan de Oostenrijks-Britse filosoof Sir Karl Popper (+1994) die lid was van de Mont Pelerin Society.

***) En dat vermoeden is juist! Zie de uit het leven gegrepen statistieken van het CBS.